Tussen hemel en aarde

Alleen al de gedachte aan toekomst
deed hem huiveren.
Elke volgende stap,
de dag na vandaag en overmorgen
lagen als een last op zijn ziel.
Het verleden dat hij meedroeg
had het voorrecht van herkenning,
van vertrouwdheid.

Hij was toen opgetreden, had gehandeld
of juist niet, was ergens of bleef weg
en vormde beelden van zichzelf
of met een ander samen, met velen,
of met een ontelbaar aantal.
Als in een voortsnellend voertuig
dat beelden transporteert uit het niets
naar een ander niets.

Verleden dat soms samen viel
met het moment van nu,
alsof dit ogenblik werd ingehaald door de tijd,
een afspraak tussen elementen
die wij niet beheersen,
dan weer de aarzeling
voor die nieuwe stap
uit het nu, op weg
naar een nog te scheppen werkelijkheid,
een van vele mogelijkheden,
al dan niet te overzien,
doorgaans niet trouwens,
en opeens een handeling,
een woord, een zin, een vraag,
een opdracht en de keten komt
weer in beweging.

De ingewanden luisteren mee
met mijn kloppend hart,
wedijveren qua decibels,
het verloop afhankelijk
van andere factoren,
toevalligheden en omstandigheden.

De takkenbos van de grote treurwilg
deint op en neer op bozige windvlagen,
gelijk het hoofdschudden van een stokoude grijsaard
die vol angst toekijkt en probeert om zich
een samenhangend beeld te vormen.

Avondvogels fluiten hun bekende melodietjes,
een passerend straalvliegtuig
op weg naar een alleen hem bekende bestemming,
zonder toekomstangst,
verstoort de avondrust.

Toekomst, tijd om hierover
een nacht te slapen,
afscheid voor een poosje,
de nacht als tijdelijke opslag
van de daagse gedachtestroom,
een pauze gevuld met bizarre dromen
of een droomloze slaap.

Ochtendlijk ontwaken, in beslag genomen
door een reeks rituelen, gewoontes
en zelfverzonnen verplichtingen:
de dagelijkse werkelijkheid met dagindeling,
dagplanning, dagbesteding.
Een sluier over deze gedachtestroom,
geen droom, geen twijfel, toekomst tegemoet.

6 Juni 2016