Zo maar
een zondag in oktober,
geboren onder schuchtere zonnestralen,
gewikkeld in een vroege, vinnige strijd
met mistlakens.
Gewonnen door de zon:
zon-dag, niet waar?
Een naam ooit verzonnen,
om in de herfst dit klusje te doen.
Zomaar een zondag,
één uit een eindeloze reeks.
Wie verzint zoiets?
We tellen af op zondagen,
ontelbare aftelrijmpjes,
verlangend naar of huiverend van,
zomaar een zondag in oktober,
september voorbij, uitverkocht,
een oktober vol verandering
in weer en natuur.
Bladeren in de tuin blozen
onder bewonderende blikken.
Kastanjebomen schudden groene,
stekelige bolsters van zich af,
knipogend als ontwakende oesters.
Nog is er geen knapperende vuurkorf,
zijn er geen knetterende vlammen
die jonge kastanjes mores leren.
Zomaar een zondag in oktober,
de zon houdt het voor gezien,
luidt zo maar een maandag in.