Dobberen op de Dode Zee

I
De Dode Zee
draagt die donkere benaming
al sinds Bijbelse tijden.
De door en door droge oevers
weten niet beter.

II
De zandlagen
en minerale gesteenten
getuigen van voorbije tijdperken
toen zandstormen
laag na laag aandroegen,
water kwam en verdampte,
een eindeloos proces
van terugkeer en verdwijnen.

III
Het meer weet
bij God of Allah
niet [meer] wanneer
het zout geworden is.
Toeristen dobberen of drijven
op deze Dode Zee,
met hun hoofd
in de wolkeloze hemel
en met hun krantje
of gekoelde glaasje
in zongebruinde handen.

IV
De oevers van de Dode Zee
liggen sinds enige tijd
her en der bezaaid
met ontelbare skeletten
en schedels
alsof ze massaal
gedumpt werden,
horrorbeelden uit de onderwereld.

V
Nergens sporen van daders
of medeplichtigen,
alom word je aangestaard
door de dood in veelvoud.
Restanten van mensen
zonder naam of verleden,
een duivels decor,
passend bij de Dode Zee.

VI
Niemand in dit land
of in de omlanden
voelt zich geroepen
tot het stellen van
voor de hand liggende
vragen.

VII
Het inferno wordt genegeerd
en doodgezwegen.
Men weet niets, wist niets,
men heeft nooit iets
gezien of gehoord.
Niet alleen de Dode[n] Zee
pleit zich vrij.

18 – 21 april 2025

HARNELL:Drieluik nr. 3 – 2022